Nederlands

 
blouson
Uitspraak
Woordafbreking
  • blou·son
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blouson blousons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de blousonm

  1. kort, wijd jasje dat hoort bij casual kleding
    • Blousons werden gecombineerd met kokerrokken met een panterprint en het klassieke ‘Out of Afrika’ beeld was compleet. En dat ouderwetse gevoel was precies het probleem van de show. Oversizede jasjes waren in de jaren tachtig een hit en maakten een paar jaar geleden een comeback. Maar zowel Afrika als de jaren tachtig zijn nu niet aan de orde. [2] 
  2. windjack als deel van politie-uniform
    • De politie stelt in een reactie dat „van meet af aan” vaststond dat agenten die extra zichtbaar moeten zijn, een goedgekeurd zichtbaarheidsvest of een gele zogenoemde blouson moeten dragen. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  blouson     le blouson     blousons     les blousons  

Zelfstandig naamwoord

blouson m

  1. blouson
Overerving en ontlening