Blåklokke.
Grasklokje.
  • blå·klok·ke
  • Samenstelling van het Noorse bijvoeglijke naamwoord blå en het Noorse zelfstandige naamwoord klokke
Naar frequentie 221278
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   blåklokke     m: blåklokken
v: blåklokka  
  blåklokker     blåklokkene  
genitief   blåklokkes     m: blåklokkens
v: blåklokkas  
  blåklokkers     blåklokkenes  

blåklokke, m / v

  1. (plantkunde) Campanula rotundifolia   grasklokje
    «Blåklokkene blomstrer om sommeren.»
    Grasklokjes bloeien in de zomer.


  • blå·klok·ke
  • Samenstelling van het Nynorske bijvoeglijke naamwoord blå en het Nynorske zelfstandige naamwoord klokke
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   blåklokke     blåklokka     blåklokker     blåklokkene  

blåklokke, v

  1. (plantkunde) Campanula rotundifolia   grasklokje