Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bitst

Bijvoeglijk naamwoord

bitst

  1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van bits

Werkwoord

vervoeging van
bitsen

bitst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bitsen
    • Jij bitst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bitsen
    • Hij bitst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bitsen
    • Bitst! 

Gangbaarheid