Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·stelt

Werkwoord

vervoeging van
bijstellen

bijstelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijstellen
    • ... dat jij bijstelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijstellen
    • ... dat hij bijstelt.