bigamisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bi·ga·misch
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bigamisch | bigamischer | |
verbogen | bigamische | bigamischere | |
partitief | bigamisch | bigamischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bigamisch
- met twee partners tegelijkertijd getrouwd zijnde
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord bigamisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bigamisch" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be