Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • bies·snuit·mot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord biessnuitmot biessnuitmotten
verkleinwoord biessnuitmotje biessnuitmotjes

Zelfstandig naamwoord

de biessnuitmotv / m

  1. (vlinders) Friedlanderia cicatricella   een vlinder uit de familie grasmotten (Crambidae). De spanwijdte van de vlinder bedraagt tussen de 21 en 24 millimeter bij het mannetje en 34 tot 38 millimeter bij het wijfje. De biessnuitmot heeft mattenbies (Scirpus lacustris) als waardplant
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie