• be·zui·nig·de
vervoeging van
bezuinigen

bezuinigde

  1. enkelvoud verleden tijd van bezuinigen
    • Ik bezuinigde. 
    • Jij bezuinigde. 
    • Hij, zij, het bezuinigde. 
  2. verbogen vorm van bezuinigd, voltooid deelwoord van bezuinigen