Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zorg

Werkwoord

vervoeging van
bezorgen

bezorg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezorgen
    • Ik bezorg. 
  2. gebiedende wijs van bezorgen
    • Bezorg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezorgen
    • Bezorg je?