Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zie·lend

Werkwoord

vervoeging van: bezielen
verbogen vorm: bezielende

bezielend

  1. onvoltooid deelwoord van bezielen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bezielend bezielender bezielendst
verbogen bezielende bezielendere bezielendste
partitief bezielends bezielenders -

Bijvoeglijk naamwoord

bezielend

  1. van iets dat het mensen enthousiast maakt
    • Het optreden was extra bijzonder door de aanwezigheid van gastmuzikanten. zoals blazers van de muziekvereniging uit Bredevoort, een violist en een toetsenist. Dit bovenop de huidige bezetting van Han Mali op drums, Willem te Molder op bas en Paul Kemper op gitaar. Allemaal onder de bezielende leiding van de nog altijd zeer energieke, harmonicaspelende Hans Keuper, 73 alweer. [1] 
    • VolkerWessels-Merckx begint dit wielerseizoen aan het derde jaar in het peloton. Met opnieuw onder de bezielende hoede van de ervaren Drentse ploegleider Allard Engels, die het afgelopen jaar zijn renners vijf overwinningen zag boeken. [2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen