Nederlands

 
2. Het bewegingstheater MAN CO treedt op bij de Vierdaagsefeesten   in 2016.
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·we·gings·the·a·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bewegingstheater [2]: bewegingstheaters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het bewegingstheatero

  1. (toneel) podiumkunst waarbij acteurs gebruik maken van verplaatsingen, houding en gebaren van hun lichaam, zonder tekst
    • In Nederland ontstond in 1964 een school voor bewegingstheater, die in 1968, na erkenning door het Ministerie van Onderwijs onderdeel werd van de Theaterschool van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. [1]
    • Bewth en het in 1975 door Frits Vogels opgerichte Grif - vertegenwoordigers van de pioniersgeneratie van het bewegingstheater in Nederland - hielden zich bezig met het verkennen van de mogelijkheden van het non-verbale theater, van het beeldende, het licht, de ruimte, het bespelen van verschillende niet voor theater ontworpen lokaties; destijds inderdaad nog tamelijk onontgonnen terrein. [2]
    • Hij wisselt voortdurend van standpunt, belicht de figuren steeds onder een andere hoek en streeft naar een geobjectiveerd dramatisch verloop dat de toeschouwer geestelijk huiswerk meegeeft. Wat dan, merkwaardig genoeg, uitloopt op een bewegingstheater waarin de inhoud volkomen onbelangrijk wordt, en alleen het ritme der effecten nog telt. [3]
  2. (toneel) theatergezelschap dat voorstellingen verzorgt waarin acteurs gebruik maken van verplaatsingen, houding en gebaren van hun lichaam, zonder tekst
    • Mogelijk dat Zwaals roots als regisseur van het bewegingstheater met de schier onuitsprekelijke naam BEWTH hier iets mee te maken heeft [sic!]. [4]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen