Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·wal·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van wal met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bewalling bewallingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bewallingv

  1. een wal rond een water
  2. de wal om een vesting of stad
Synoniemen

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen