bestuursperiode
- be·stuurs·pe·ri·o·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bestuursperiode | bestuursperioden bestuursperiodes |
verkleinwoord |
de bestuursperiode v
- het tijdperk dat iemand leiding geeft; tijdper dat een bestuur zitting heeft
- ▸ Zijn voorstel is om bestuurders na afloop van hun bestuursperiode te belonen op basis van hoe de onderneming ervoor staat.[1]
- ▸ GroenLinks lijkt een enorme opmars te gaan maken in de honderd grootste gemeenten van het land. In 74 grote gemeenten zijn de onderhandelingen voor een nieuw college al begonnen. In 36 daarvan zit GroenLinks aan tafel, blijkt uit onderzoek van de NOS. In de afgelopen bestuursperiode (2014-2018) zat GroenLinks in slechts 16 van deze gemeenten in het college.[2]
- Het woord bestuursperiode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “De eredivisie voor topmannen bestaat niet, blijkt uit studie” (Vrijdag 13 april 2018, 08:30), NOS
- ↑ Weblink bron Ben Meindertsma en Hugo van der Parre“Macht lonkt voor GroenLinks in helft grote gemeenten” (Vrijdag 13 april 2018, 15:30), NOS