Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·scheur·ka·len·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bescheurkalender bescheurkalenders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bescheurkalenderm

  1. een scheurkalender die tussen 1972 en 1986 gemaakt is door Kees van Kooten en Wim de Bie. Op de voor- en achterkant van elke bladzijde stond een humoristische schets in tekst en/of beeld
     Die heeft nog geen interesse in een Bescheurkalender van Van Kooten en De Bie uit 1983 of in een staande lamp met beige glazen kappen.[2]
     De eerste tien jaar van het huwelijk van Margriet en Pieter (1967-1977) vormden een ware beproeving. Niet voor hun relatie, want die bleef onverminderd goed. Pieter lag onder vuur omdat hij geen werk had. In het land werd hij bespot en in zijn omgeving werd hij niet geaccepteerd. „Pieter van Vollenhoven is voorzitter geworden van een werkgroep die moet zoeken naar een baan voor Pieter van Vollenhoven”, luidde een slogan van de Bescheurkalender van het Simplisties Verbond in 1976.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. bescheurkalender op website: Etymologiebank.nl
  2. Renée van Marissing
    “Onze kinderen” (2021), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021414461
  3.   Weblink bron
    Marie van Beijnum
    “Eerherstel voor Van Vollenhoven” (24 mei 2002), Reformatorisch Dagblad