beroepsvisser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·roeps·vis·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroepsvisser | beroepsvissers |
verkleinwoord | beroepsvissertje | beroepsvissertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) iemand die vissen vangt en verkoopt voor zijn kostwinning
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord beroepsvisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)“Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
- ↑ Weblink bron “Slechts een goudvis terecht na illegale dumping in Arnhem” (08-04-2018), NOS