Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roeps·ri·si·co
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beroepsrisico beroepsrisico's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

beroepsrisico m/o

  1. de gevaren die men loopt door het beoefenen van een beroep
     Het Openbaar Ministerie heeft de identiteit van de tweede dode bekendgemaakt van de overval in Deurne. Het gaat om een man van 29 jaar uit Marokko. Uit het onderzoek van het OM blijkt dat de man tijdelijk in Nederland verbleef en niet in de Nederlandse systemen voorkomt. Het is niet bekend waarom de man in Nederland was. Onderzoek moet uitwijzen of hij hier illegaal verbleef. De familie van de man is op de hoogte gesteld van zijn dood. Intussen heeft staatssecretaris Teeven van Justitie en Veiligheid kritiek op de jongens die opkwamen voor de overvallers en die demonstreerden tegen het doden van de twee. Teeven benadrukte in het verleden al dat inbrekers een beroepsrisico lopen. Ook nu zegt hij dat het kabinet voor zelfverdediging staat.[1]
     Teeven neemt zijn woorden van twee jaar geleden, dat inbrekers een beroepsrisico lopen, niet terug. Maar hij wil ze niet herhalen. "Het heeft geen zin om dat nog veertien keer te zeggen."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Teeven: kabinet staat voor zelfverdediging” (Dinsdag 1 april 2014, 22:21), NOS
  2.   Weblink bron “Teeven kritisch over demonstranten” (Dinsdag 1 april 2014, 17:34), NOS