Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roeps·ernst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beroepsernst
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beroepsernstm

  1. de aandacht waarmee men zijn beroep uitoefent
     "Ik vertrouw het hem toe. Daar ben ik heel duidelijk over. Hij kan dat vanwege zijn ervaring en beroepsernst", aldus de preses van de DFB.[1]
     Dat vindt hij zelf ook, toch is er een probleem. "Ik weet niet overdreven veel meer van dat toernooi. Toen ik nog speelde, kon ik heel veel wedstrijden zo voor de geest halen. Een soort beroepsernst. Sinds ik gestopt ben, merk ik dat ik heel veel wedstrijden kwijt ben."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Duitse voetbalbond ziet Van Praag als FIFA-baas” (Woensdag 3 juni 2015, 21:54), NOS
  2.   Weblink bron
    Daan Floor
    “Krajicek "weet weinig meer" van Masters” (Donderdag 17 november 2011, 11:30), NOS