Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roeps·dan·se·res
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beroepsdanseres beroepsdanseressen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beroepsdanseresv

  1. (beroep) (dans) vrouw die voor haar beroep dansuitvoeringen geeft
     De 25-jarige Rehaen van carnavalsgroep Jungle Boogie gaat het anders doen dan haar voorgangers. Ze danst mee tijdens de straatparade, traditioneel het populairste programmaonderdeel van het Zomercarnaval. Ze is zelf beroepsdanseres en vindt het zonde om alleen maar stil te staan op de praalwagen. "Als queen mag je best losgaan."[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Queen Priscilla van het Zomercarnaval wil vandaag 'losgaan'” (Zaterdag 28 juli 2018, 07:13), NOS