beroeps
- be·roeps
stellend | |
---|---|
onverbogen | beroeps |
verbogen | (alleen predicaat) |
beroeps
- beroepsmatig iets bedrijvend, tegen betaling
- De wielrenner besloot toch maar beroeps te worden.
- ▸ De modellen die het grootste gedeelte van de show lopen zijn beroeps uit Bulgarije en Polen.[1]
- Attributief wordt het woord vast aan het volgende naamwoord geschreven: beroepswielrenner.
|
- Het woord beroeps staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beroeps" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be