beregenen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·re·ge·nen
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
beregenen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beregenen |
beregende |
beregend |
zwak -d | volledig |
- iets door (kunstmatige) regenen nat maken
- „Voorlopig hebben we voldoende zoet water, maar dat kan zomaar veranderen als we te maken krijgen met langdurige periodes van droogte door klimaatverandering en met oprukkend zout grondwater door zeespiegelstijging. Dan moeten we in staat zijn om de waterkringloop te sluiten, door gezuiverd effluent direct te benutten. Misschien niet meteen als drinkwater, zoals in Singapore, maar wel voor het beregenen van gewassen of als proceswater in de industrie.”[2]
- „Bij het mesten of beregenen wil je niet vooraan beginnen en eindigen aan de achterkant. Je wil precies weten wat elk stuk gras nodig heeft om te zorgen voor gelijke groei.” Die kennis scheelt mest, maaiwerk, water en brandstof.[3]
- techniek om in het voorjaar fruitboom en met name de bloesem van fruitbomen tegen nachtvorst te beschermen
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord beregenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beregenen" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Joost van Kasteren 26 november 2016 NRC
- ↑ NRC Jochem van Staalduine 29 maart 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be