Nederlands

 
2. benzinepomp
Uitspraak
Woordafbreking
  • ben·zi·ne·pomp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord benzinepomp benzinepompen
verkleinwoord benzinepompje benzinepompjes

Zelfstandig naamwoord

de benzinepompv / m

  1. installatie bedoeld voor de verkoop van afgemeten hoeveelheden benzine
    • Het tankstation heeft 4 benzinepompen. 
  2. tankstation, benzinestation
    • Ik ga even benzine tanken bij de benzinepomp. 
  3. (motortechniek) brandstofpomp in een benzinemotor
    • Toen de benzinepomp kapot ging stopte de auto met rijden. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be