bemalen
- be·ma·len
- [1] afgeleid van malen met het voorvoegsel be- [1] [2]
- [2]
- vervoeging van bemalen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bemalen |
bemaalde |
bemalen |
zwak -d
gemengd |
volledig |
bemalen
- (waterbeheer) overgankelijk met een watermolen, gemaal of pomp ontdoen van overtollig water
- ▸ De meeste polders worden bemalen of laten zonder bemaling op elkaar af.[3]
- voltooid deelwoord van bemalen
- Het woord bemalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bemalen" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron A.A. Beekman“Nederland als polderland” (1884), Thieme, Zutphen, p. 337
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be