bemaalde
- be·maal·de
vervoeging van |
---|
bemalen |
bemaalde
- enkelvoud verleden tijd van bemalen
- Ik bemaalde.
- Jij bemaalde.
- Hij, zij, het bemaalde.
- Ik bemaalde.
- Het woord bemaalde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
bemalen |
bemaalde