Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·luis·ter·de

Werkwoord

vervoeging van
beluisteren

beluisterde

  1. enkelvoud verleden tijd van beluisteren
    • Ik beluisterde. 
    • Jij beluisterde. 
    • Hij, zij, het beluisterde. 
  2. verbogen vorm van beluisterd, voltooid deelwoord van beluisteren