• belle·sœur
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  belle-sœur     la belle-sœur     belles-sœurs     les belles-sœurs  

belle-sœur v

  1. (familie) schoonzus, de zus van de echtgenoot of echtgenote
  2. (familie) schoonzus, de echtgenote van de zus of broer
  3. (bij uitbreiding) elk aangetrouwd vrouwelijk lid van de familie, bijv. de stiefzus, de echtgenote van de schoonzus of zwager