Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·le·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

beleveren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beleveren
beleverde
beleverd
zwak -d volledig
  1. bevoorraden, bezorgen, leveren
     In Nederland wordt de wijnhandel gedomineerd door niet meer dan een handjevol grote importeurs. Deze beleveren de grootgrutters, die ook het leeuwendeel van het wijnmarktaandeel in Nederland opeisen.[1]
     De twee eierboeren die zelf Brabantse supermarkten beleveren verkopen ook eieren aan een handelshuis in streekproducten.[2]
     Picnic komt richting Amsterdam. De onafhankelijke online supermarkt opent een magazijn in Diemen, om vanaf eind januari eerst de Amsterdamse regio en daarna ook de hoofdstad te beleveren.[3]

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Eenpitters met passie” (19/03/2010), HP de Tijd
  2.   Weblink bron “Een ei, nog warm van de kip” (22 april 2009), Het Parool
  3.   Weblink bron
    Herman Stil
    “Online supermarkt Picnic komt richting Amsterdam” (13 december 2017), Het Parool
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be