bekloppen
- be·klop·pen
bekloppen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bekloppen |
beklopte |
beklopt |
zwak -t | volledig |
- iets of iemand zo hard slaan dat er geluid ontstaat
- Het zijn de handen waar ik naar blijf kijken. Een oude dame in stofjas hangt met chirurgische precisie een vloerkleed over haar balkonhekje om te luchten. Tikkie naar links, stukje naar rechts, zacht het ruwe materiaal bekloppend. [2]
- Staand in het Raadscafé van 't Oale Roadhoes bekloppen de aanwezige mantelzorgers hun lichaam. Deze ontspanningsoefening dient als inleiding voor de bijeenkomst die Steunpunt Mantelzorg Tubbergen deze woensdagmiddag organiseert voor mantelzorgers uit de gemeente Tubbergen. [3]
- Het woord bekloppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekloppen" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool DOOR: ROOS SCHLIKKER 24 MAART 2018 Veel dagen razen ongeplukt voorbij
- ↑ Tubantia Bianca Lucas 08-06-17 Mantelzorger gaat even de stress te lijf in Tubbergen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be