beklemt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·klemt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beklemmen |
beklemt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beklemmen
- Jij beklemt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beklemmen
- Hij beklemt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beklemmen
- Beklemt!
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- be·klemt
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van de Middelnederduitse werkwoordsvorm "beklemmen"
Naar frequentie | 112361 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
g enkelvoud | beklemt | ||
o enkelvoud | beklemt | |||
meervoud | beklemte | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
beklemte |
Bijvoeglijk naamwoord
beklemt
Afgeleide begrippen
Verwijzingen
- beklemt in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- be·klemt
Woordherkomst en -opbouw
- Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het verouderde Noorse werkwoord beklemme
Naar frequentie | 75415 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | beklemt | ||
o enkelvoud | beklemt | |||
meervoud | beklemte | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
beklemte |
Bijvoeglijk naamwoord
beklemt
Werkwoord
beklemt
- verouderde spelling of vorm van trykt (van trykke)
beklemt
- verouderde spelling of vorm van tyngd (van tynge)