bekaf
- bek·af
- intensief, samenstelling van bek zn en af bn , in de betekenis van ‘uitgeput door te hard lopen’ voor het eerst aangetroffen in 1615 [1] [2] [3]
stellend | |
---|---|
onverbogen | bekaf |
verbogen | (alleen predicaat) |
bekaf
- zeer vermoeid
- Hij was bekaf van het hardlopen.
- ▸ De laatste keer dat we elkaar zagen was op mijn 44ste verjaardag in het grensdorp Cascade Locks, op de grens tussen Oregon en Washington. Ik had de dames al meer dan tien dagen niet gezien, had net een Midlifer [dagafstand van 40 mijl] gelopen en was dus bekaf.[4]
- Het woord bekaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekaf" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ bekaf op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "bekaf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be