behouden door het behouden huis op Nova Zembla [2]

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·hou·den
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het werkwoord houden met het voorvoegsel be-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
behouden
behield
behouden
klasse 7 volledig

Werkwoord

behouden

  1. overgankelijk iets niet verliezen, handhaven, in stand houden
    • Het Nederlands behield veel van de oorspronkelijke sterke werkwoorden van het Germaans. 
     Ze wilde haar waardigheid behouden, terwijl het vertellen van de akelige details toch opluchtte.[1]
  2. overgankelijk redden
    • De chirurg heeft het been van de patiënt kunnen behouden. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen behouden
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

behouden

  1. gered, niet verloren gegaan
    • De opvarenden waren gered in het behouden huis. 
    • Wij hopen op een behouden terugkomst van de reizigers. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • In behouden haven zijn
veilig ergens zijn (bv na een reis)
 De zoon was eindelijk in behouden haven, als je dat kon zeggen van een aanstaande marineofficier die niet op zee zou opereren.[2]
Vertalingen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van behouden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)

Werkwoord

vervoeging van: behouden…
geen verbogen vorm

behouden

  1. voltooid deelwoord van behouden

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be