Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·hoor·de toe
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
toebehoren

behoorde toe

  1. enkelvoud verleden tijd van toebehoren
    • Ik behoorde toe. 
    • Jij behoorde toe. 
    • Hij, zij, het behoorde toe. 


Gangbaarheid