• be·grips·vol
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen begripsvol begripsvoller begripsvolst
verbogen begripsvolle begripsvollere begripsvolste
partitief begripsvols begripsvollers -

begripsvol

  1. met veel begrip
    • De begripsvolle docente hield rekening met alle redenen die de leerlingen aangaven waarom ze hun huiswerk niet gemaakt hadden.