Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beet·hou·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beethouden
hield beet
beetgehouden
klasse 7 volledig

Werkwoord

beethouden

  1. overgankelijk stevig vasthouden
    • Hij hield zijn zoontje beet om te verhinderen dat hij onder een auto zou lopen. 

Gangbaarheid