Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bar·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]

Werkwoord

barreren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
barreren
barreerde
gebarreerd
zwak -d volledig
  1. overgankelijk (paardrijden) een paard tijdens het springen met opzet laten stoten tegen de hindernis door het optillen van een dunne balk met als doel het paard hoger te laten springen
     RTL Duitsland heeft beelden die de paardensport een zeer slecht daglicht kunnen stellen. Het gaat volgens RTL om beelden waarin paarden worden gebarreerd. De Duitse paardensportkoepel FN heeft de mogelijke overtreding van de Dierenwelzijnswet gemeld bij de politie.[3]
  2. het houden van een barrage

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen