Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bankbedrijf bankbedrijven
verkleinwoord bankbedrijfje bankbedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

bankbedrijf o [1]

  1. (financieel) onderneming die geld bewaart voor klanten, het betalingsverkeer regelt en leningen aanbiedt
     Bij het bank- en verzekeringsconcern werken in Nederland nu nog zo'n 30.000 mensen, waarvan 20.000 bij het bankbedrijf.[2]
     Probleem is de bad bank, het onderdeel van Dexia waarin de slechte delen van het bankbedrijf zijn ondergebracht. De Belgische staat heeft zich voor tientallen miljarden garant gesteld voor kredieten die aan die bank zijn verstrekt.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “2700 arbeidsplaatsen weg bij ING” (Donderdag 3 november 2011, 07:41), NOS
  3.   Weblink bron “Dexia-akkoord mogelijk heronderhandeld” (Woensdag 23 november 2011, 11:48), NOS