Nederlands

 
bandana
Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·da·na
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Sankriet [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bandana bandana's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bandanav / m

  1. gekleurde doek die men om het hoofd of om de hals knoopt
    • Sophie Kasiki staart naar de foto van het Engelstalige jongetje, met zijn zwarte bandana en camouflagepak. [2] 
    • Een biceps met een respectabele omvang, een bandana met daaronder wat blond haar, een hangsnor, een zonnebril, een gebruinde kop en een grote mond. Dat is Hulk Hogan en dat is ook Daan Caarels. „Ik heb nu 102 bandana’s, Hogan heeft ook altijd een andere op...” [3] 
    • Waarschijnlijk heeft een van de bouwvakkers de dief gezien, zo meldt de politie. De nog onbekende man viel namelijk erg op: hij droeg een blauwe bandana. [4] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen