bananer
bananer
- (spreektaal) pakken
- «On nous a bananés.»
- Ze hebben ons te grazen genomen.
- «On nous a bananés.»
se bananer
- wederkerend (spreektaal) zich vergissen, zich verkijken
- «Je me suis banané sur le deuxième exo.»
- Ik heb me verkeken op de tweede oefening. [1]
- «Je me suis banané sur le deuxième exo.»