Nederlands

 
bakkenist hangt buiten de zijspan
Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·ke·nist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bakkenist bakkenisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bakkenistm

  1. (sport) "passagier" (bijrijder) bij motorrace-wedstrijden met zijspan
     Kimberly uit Lattrop is één van de vele kinderen die zondag eens mochten uitproberen hoe het aanvoelt om op een crossbaan in een zijspan mee te racen als bakkenist.[2]
     Voor de lokale matador, bakkenist Dion Rietman uit Holten, eindigde de race om het wereldkampioenschap zeer teleurstellend.[3]

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Zijspan weer hot tijdens 'instapdag' voor bakkenisten in Lattrop” (22-10-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Ralph Blijlevens
    “Dubbelslag voor Bax/Stupelis in GP-zijspancross Markelo” (07-07-2019), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be