Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·by·ar·ti·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord babyartikel babyartikelen
babyartikels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het babyartikelo

  1. spullen die men kan gebruiken bij de verzorging van heel kleine kinderen
     Bol.com geeft de komende tijd voorrang aan wat het bedrijf corona-essentiële producten noemt: handzeep, mondkapjes en babyartikelen.[1]
     N-VA heeft de failliete babywinkel Beebeekes aan de Vrijheid in Arendonk, midden in het dorpscentrum, ingericht als 'propagandashop'. In plaats van babyartikelen hangen er nu verkiezingsaffiches in de vitrine.[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “’13 weken lockdown voor reisbranche is buitenproportioneel’” (14 dec. 2020), De Telegraaf
  2.   Weblink bron
    Eddy Meulemans
    “N-VA voert actie tegen leegstand in failliete babywinkel Beebeekes” (28/09/2012), De Standaard