• baan·vast·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord baanvastheid
verkleinwoord

de baanvastheidv

  1. (techniek) de mate waarin een voertuig contact heeft en houdt met de weg met name bij remmen, optrekken en het maken van bochten en dan in het bijzonder als de wegkwaliteit minder goed is en bij hoge snelheden
     In zijn dinsdageditie meldde Consumer Reports op basis van testritten dat het model niet veilig zou zijn. Er is een probleem met de baanvastheid van de wagen. Het blad raadt zijn lezers aan om de wagen niet te kopen.[1]
     De grootste troef van dit soort driewielers is hun baanvastheid. De achtertrein, waar ook de motor zit, is met de rest van het voertuig met een ingenieuze scharnier verbonden, zodat in de bochten alleen het voorste deel overhelt en de twee achterwielen altijd maximaal contact houden met het wegdek.[2]
     Hesters toonde een grote baanvastheid en hield in dit zeer hectische nummer lange tijd stand. Na een bijzonder snelle race eindigde de Gentenaar op ererang. Morgen rijdt Hesters de scratch. Vorig jaar behaalde hij in dit nummer de Europese titel.[3]
  1.   Weblink bron
    jns
    “Toyota stopt verkoop van 'onveilige' Lexus” (14/04/2010), De Standaard
  2.   Weblink bron
    Michiel Hendryckx
    “Brommer” (22/04/2012), De Standaard
  3.   Weblink bron
    fdg
    “Jules Hesters grijpt net naast medaille op EK piste in Portugal” (18/07/2017), De Standaard