azuur

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  azuur    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• azuur

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘blauw’ voor het eerst aangetroffen in 1350
• van het Frans

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	azuur	-
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het azuur o

1. (kleur) diepblauwe kleur zoals die van de halfedelsteen lapis lazuli
2. (heraldiek) de kleur blauw zoals deze in wapenschilden toegepast wordt

Synoniemen

• ultramarijn, ultramarijnblauw

Verwante begrippen

• lazuur

Afgeleide begrippen

   

azuurbisschop azuurbladroller azuurblauw azuurblauwe gaai azuurblauwtje azuurcotinga azuurglazenmaker azuurijsvogel azuurkleurig azuurkwarts azuurmees azuurniltava azuurpurperhoen azuurscharrelaar azuursteen azuurvliegenvanger azuurwaterjuffer azuurzanger

Vertalingen

    1.   

Engels: azure (en)

Spaans: azur (es) m

Gangbaarheid

• Het woord azuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "azuur" herkend door:

93 %	van de Nederlanders;
89 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.