averij
- ave·rij
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘schade aan schip of lading’ voor het eerst aangetroffen in 1773 [1]
- afgeleid van het Italiaanse avaria of van havenen met het achtervoegsel -erij [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | averij | averijen |
verkleinwoord | averijtje | averijtjes |
de averij v
- (scheepvaart) een schade aan een schip of lading gedurende een reis
- De averij was groot en kostte het bedrijf veel geld.
- Gelukkig heeft het schilderij tijdens de reis geen averij opgelopen.
- Het woord averij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "averij" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "averij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ averij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be