• ato·naal
  • In de betekenis van ‘niet in een bepaalde toonaard gecomponeerd’ voor het eerst aangetroffen in 1918 [1]
  • Afgeleid van tonaal met het voorvoegsel a-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen atonaal atonaler atonaalst
verbogen atonale atonalere atonaalste
partitief atonaals atonalers -

atonaal

  1. (muziek) zonder overheersende tooncentra, zoals een tonica of dominant
    • De atonale muziek werd met name in de tweede helft van de twintigste eeuw geschreven. 
60 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[2]