Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • at·le·tiek·ploeg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord atletiekploeg atletiekploegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de atletiekploegv / m

  1. (sport) groep atleten die uikomen voor één land of één club
     De Nederlandse atletiekploeg was zondag in mineur toen bij de EK voor landenteams in het Noorse Sandnes geen promotie werd afgedwongen naar de Superliga, de hoogste afdeling. Groot lichtpunt was echter Nadine Visser.[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Visser vliegt weer over de horden, ook al mist Oranje vleugels bij EK” (Maandag 12 augustus 2019, 07:14), NOS