atenuar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
atenuar |
atenuaba |
atenuado |
volledig |
atenuar
- dempen, matigen, temperen, verzachten, afzwakken
- verlichten (van straf)
- vermageren, verslappen, verzwakken
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
atenuar |
atenuaba |
atenuado |
volledig |
atenuar