assonant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- as·so·nant
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van assoneren met het achtervoegsel -ant [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | assonant | assonanten |
verkleinwoord | assonantje | assonantjes |
Zelfstandig naamwoord
- (taalkunde) assonerende klank
Gangbaarheid
- Het woord 'assonant' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.