vervoeging van
arraigar

arraigase

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van arraigar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van arraigar
vervoeging van
arraigarse

arraigase

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van arraigarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van arraigarse