armoedegrens
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ar·moe·de·grens
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van armoede en grens
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | armoedegrens | armoedegrenzen |
verkleinwoord | armoedegrensje | armoedegrensjes |
Zelfstandig naamwoord
- (economie) het bedrag aan inkomen dat men minimaal moet hebben om niet in armoede te leven
- Bijna 600.000 Nederlanders leven drie jaar of langer onder de armoedegrens [2]
Vertalingen
1.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord armoedegrens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.