argumentatie
- ar·gu·men·ta·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bewijsvoering’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- Naamwoord van handeling van argumenteren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | argumentatie | argumentaties |
verkleinwoord | - | - |
de argumentatie v
- bewijsvoering, aanvoering van argumenten
- Omdat de leerling een goede argumentatie gaf, veranderde de leraar het cijfer voor het proefwerk van een 6 in een 7.
- Met een goede argumentatie kun je mij altijd overtuigen van mijn ongelijk.
- ▸ De zinnen liepen niet en de argumentatie had meer weg van gatenkaas.[3]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord argumentatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "argumentatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ argumentatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2