Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • are·aal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘gebied’ voor het eerst aangetroffen in 1918 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord areaal arealen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

areaal o [3]

  1. gebied, oppervlakte
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen