arbeidsongeschikt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ar·beids·on·ge·schikt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van arbeid en ongeschikt met het invoegsel -s-
Bijvoeglijk naamwoord
arbeidsongeschikt
- niet in staat zijn om te werken (binnen het 'normale' bedrijfsleven)
- Door zijn rugklachten was hij arbeidsongeschikt geworden.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord arbeidsongeschikt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.